Regering onderschat grotere EU.
Nederland zal binnenkort in Europa niets meer te vertellen hebben. De Nederlanders worden daarmee in de Europese Unie tweederangs burgers. Maar de regering doet er niets aan en de Tweede Kamer doet alleen maar voorstellen die dit proces versterken.
De uitbreiding van de Europese Unie met tien nieuwe lidstaten in 2004 heeft verstrekkende gevolgen voor het besluitvormingsproces. Dat is de reden dat nu onderhandeld wordt over een nieuw verdrag -ook wel "Grondwet" genoemd- waarin nieuwe afspraken worden gemaakt over hoe de besluiten in Europa genomen worden.
Met de uitbreiding in 2004 komt het aantal lidstaten op 25 uit. In 2007 volgen Roemenië en Bulgarije. En het ligt voor de hand dat landen van voormalig Joegoslavië binnen niet al te lange tijd het lidmaatschap van de EU zullen aanvragen. Niet onwaarschijnlijk is dus dat de Europese Unie in 2012 uit 33 lidstaten of meer zal bestaan De Europese Unie heeft tot nu toe goed kunnen functioneren met instellingen die in 1958 ontworpen zijn voor een gemeenschap van zes lidstaten. Ook met de huidige vijftien lidstaten is dat werkbaar gebleken.
Voor de uitbreiding met tien lidstaten in 2004 is een fundamentele herziening nodig. Het is daarbij van belang om iets verder vooruit te kijken dan alleen de volgende vijf jaar. De grondwet verander je niet iedere vijf jaar en daarom moet je rekening houden met de verdere groei van de Unie.
Eén van de belangrijkste besluitvormingsorganen in Europa is de Raad. Deze bestaat uit de ministers van de lidstaten. Ieder land heeft daarin een stemgewicht dat afhangt van zijn bevolkingsomvang. Toen de Europese gemeenschap nog uit zes lidstaten bestond, kon iedere lidstaat daadwerkelijk invloed in de Raad uitoefenen. Met z'n zessen om tafel kon je voorstellen echt bespreken en er over onderhandelen. Iedere stem telde. Met de vijftien huidige lidstaten is dat al anders. Maar met 25 lidstaten over een wetstekst onderhandelen is ondenkbaar. De echte onderhandelingen zullen straks in een kleiner verband gevoerd worden. Bijvoorbeeld door de zes grote lidstaten met een bevolking van meer dan 38 miljoen. En wanneer de grote lidstaten eenmaal een compromis hebben bereikt, zal daar weinig meer aan te veranderen zijn. We krijgen straks dus een directorium van de grote lidstaten, die feitelijk de dienst in Europa zullen uitmaken. Je ziet dat nu al gebeuren.
Een ander belangrijk orgaan is de Europese Commissie. De Commissie is het uitvoerend orgaan van de Unie; zij heeft het recht tot initiatief voor wetgeving en ziet toe op de naleving van het verdrag. Een goed functionerende en onafhankelijke Commissie is daarom zeker in het belang van de kleinere lidstaten. Tot nu toe kon iedere lidstaat één Commissaris benoemen -en de grotere lidstaten zelfs twee. Het college besluit met gewone meerderheid van stemmen, waarbij iedere Commissaris één stem heeft.
De Tweede Kamer heeft de regering gevraagd om er voor te zorgen dat alle lidstaten een Commissaris met stemrecht hebben. Dat lijkt op het eerste gezicht voor Nederland een aantrekkelijke optie. Maar op termijn is het dat zeker niet. Het betekent dat een land als Duitsland even veel invloed in de Commissie heeft als Malta. En als de Unie uit 33 lidstaten bestaat, zijn dat de huidige 15 lidstaten en 18 nieuwe. Die 18 nieuwe lidstaten hebben een andere economische achtergrond, een veel lager inkomen per hoofd van de bevolking en vertegenwoordigen maar een klein deel (minder dan 25%) van de bevolking van de Unie. Maar bij een gelijke vertegenwoordiging van alle lidstaten in de Commissie, hebben de 18 nieuwe lidstaten wel een meerderheid. Hetzelfde geldt overigens ook voor een roulatieschema op voet van gelijkheid.
Dat betekent dat het beleid van dit belangrijke orgaan te allen tijde bepaald kan worden door Commissarissen, die uit landen komen die een minderheid van de bevolking vertegenwoordigen en met een lager inkomen per hoofd. Dat zal op dat moment voor de grotere lidstaten niet acceptabel zijn. Maar ook voor Nederland is dat niet gunstig. Tegen die tijd zal naar een andere oplossing gezocht worden, waarbij de lidstaten met een grotere bevolking vaker een Commissaris mogen leveren. Ook Nederland zal daar op dat moment voor moeten zijn. Bij de Europese Centrale Bank is dat nu al zo geregeld.
Het basisprobleem van de EU is dat zij over vier jaar zal bestaan uit zes grote lidstaten, waar 70% van de bevolking woont en 21 lidstaten met 30% van de bevolking. Geef je de lidstaten de overhand in het besluitvormingsproces -en heeft iedere lidstaat één stem- dan zullen in de toekomst de 18 nieuwe lidstaten, waar minder dan een kwart van de bevolking woont, de meerderheid hebben. Laat je de omvang van de bevolking prevaleren, dan hebben de zes grote lidstaten een doorslaggevende stem en kunnen zij onderling het beleid bepalen.
Dit dilemma is alleen oplosbaar als je de Unie echt democratisch maakt. Als je zorgt dat de stem van een Nederlander of een Maltees even zwaar weegt als die van een Duitser. Maar tegelijkertijd dat niet alle Duitsers als één blok kunnen stemmen. Met andere woorden, dat de oppositie in Duitsland ook een stem heeft. Dit kan alleen door meer gewicht toe te kennen aan het Europees Parlement. Maar dat moet dan wel op basis van echte Europese verkiezingen worden samengesteld, en niet, zoals nu, door nationale delegaties. En dan kun je ook zorgen dat de Commissie op een andere wijze wordt samengesteld. Bijvoorbeeld op basis van het politiek vertrouwen van het Europees Parlement. De nationaliteit van de Commissarissen is dan niet meer van belang. Dit betekent niet dat Brussel meer macht krijgt. Brussel heeft nu al veel macht. Dit betekent alleen dat de bevoegdheden die Brussel toch al heeft op een democratische wijze worden uitgeoefend. Zodat wij als Nederlanders er ook bij betrokken zijn.
Maar dat vergt een heel andere benadering. Dat vergt in de eerste plaats een duidelijke visie van de regering. Een visie die ook oog heeft voor de Nederlandse belangen over tien jaar. En die visie ontbreekt tot nu toe. Als wij doorgaan op de nu ingeslagen weg, zullen wij dat in de toekomst duur betalen. Niet alleen in geld, maar ook in vervreemding en politieke onvrede. En dat is ook een hoge prijs voor kortzichtigheid.
|